Andere benaming: Suprascapularisneuropathie en accessorius leasie en thoracicus longus leasie
Nog geen info, alleen bij aanvullend
Nog geen info, alleen bij aanvullend
Nog geen info, alleen bij aanvullend
Nog geen info, alleen bij aanvullend
Nog geen info, alleen bij aanvullend
Websites
Onderbouwing
Schouderpijn door suprascapularisneuropathie (2012). Conclusie: De diagnose ‘suprascapularisneuropathie’ wordt gesteld door middel van een emg. Met röntgenfoto’s en een MRI-scan van de schouder kunnen ruimte-innemende processen worden uitgesloten. De behandeling is primair conservatief met fysiotherapie en pijnstilling
De geïsoleerde N. accessorius-laesie (1993). Bij 3 patiënten werd een geïsoleerde N. accessorius-laesie vastgesteld. Bij deze aandoening geeft klinisch onderzoek aanwijzingen voor een M. trapezius-parese. Het elektromyografisch onderzoek is een belangrijk diagnostisch middel tot staving van de klinische bevindingen. Tot de oorzaken behoren trauma (eventueel chirurgisch trauma) en ruimte-innemende afwijkingen (tumor, abces), maar de beschadiging kan ook idiopathisch zijn. De prognose is vrij somber. Bij de behandeling spelen elektrostimulatie en toediening van niet-steroïde anti-inflammatoire middelen een rol, alsmede zenuwtransplantatie en spiertranspositie.
Paralyse van de M. serratus anterior als beroepsziekte bij een steigerbouwer (1999).Een 30-jarige steigerbouwer kreeg acute schouderklachten na het tillen van een zware last. Er was een volledige uitval van de N. thoracicus longus met een paralyse van de M. serratus anterior aan de rechter zijde. Bij lichamelijk onderzoek viel alleen de eenzijdige scapula alata op. Als oorzaak van deze (vermoede) beroepsziekte werd rekking van de zenuw in combinatie met hoge mechanische druk het waarschijnlijkst geacht. De schouderklachten bleven bestaan. Patiënt was werkloos en arbeidsongeschikt.
Een afstaand schouderblad (2002). Een afstaand schouderblad kan vele oorzaken hebben. Voor de patiënt is het belangrijk dat de juiste diagnose wordt gesteld, zodat onnodige behandelingen voorkomen kunnen worden en een correcte prognose bepaald kan worden. Doorgaans is de prognose voor herstel van een neuropraxie en van een idiopathische laesie van de N. thoracicus longus goed in een periode van twee jaar. De prognose van een geïsoleerde laesie van de N. accessorius is veel minder gunstig. Voor het stellen van de diagnose is een goed EMG van wezenlijk belang.