In het kort
COPD is een niet voorbijgande longziekte.
Oorzaak is bijna altijd roken
De luchtwegen zijn blijvend vernauwd en werken steeds minder goed.
Klachten zijn o.a hoesten, slijm opgeven, benauwdheid, kortademigheid en na verloop van tijd vermoeidheid, slechte conditie, spierzwakte
Een gezonde leefstijl is erg belangrijk: Stoppen met roken, bewegen en gezond eten
Medicijnen die u inademt kunnen helpen tegen de klachten.
De fysiotherapeut geeft door uitleg, adviezen en oefeningen ondersteuning om met COPD om te gaan
.
De fysiotherapeut geeft aan welke oefeningen voor u zinvol zijn
Voorovergebogen lichaamshouding (lopen met rollator) is een effectieve manier om het gevoel van kortademigheid te verminderen bij patiënten met COPD (niveau 3).
Duurtraining in alle stadia van COPD ter verbetering van cardiorespiratoire fitheid wordt aanbevolen (niveau 2 en 4).
Intervaltraining is een alternatief voor duurtraining, vooral voor patiënten die niet in staat zijn om continu te oefenen gedurende een langere tijd. (niveau 2 en 3).
Trainingsblokjes van 30 tot 60 seconden op 90 tot 100 procent van de maximale belasting die bereikt werd tijdens een progressieve inspanningstest op een fietsergometer met een verhouding tussen inspanning en rust van 1:2
trainingsblokjes van 2 tot 3 minuten met een lagere intensiteit (70% van de maximale belasting) met een verhouding tussen inspanning en rust
Weerstandstraining ter aanvulling van duur- of intervaltraining wordt aanbevolen bij alle patiënten. (niveau 2 en 3). Weerstandstraining in combinatie met intervaltraining bij patiënten die ernstig beperkt zijn in het uitvoeren van duurtraining vanwege ventilatoire beperkingen. Advies: weerstandstraining van zowel de bovenste als de onderste extremiteiten aan te bieden met een intensiteit van minstens 60 tot 80 procent van het 1RM.
Training van de bovenste extremiteiten wordt aanbevolen bij patiënten met een afgenomen spierkracht van de bovenste extremiteiten, die beperkingen ondervinden in hun dagelijkse activiteiten waarbij de armen worden gebruikt.(niveau 2 en 3).
Er bestaat geen consensus over het bepalen van de optimale trainingsintensiteit. (niveau 2 en 3) De meeste centra laten patiënten trainen met het hoogst haalbare percentage (circa 60%) van de maximale belasting. Duurtraining met hoge intensiteit kan worden uitgevoerd bij patiënten die deze intensiteit kunnen verdragen. Anderzijds kan een intervaltrainingsprogramma met hoge intensiteit worden aangeboden om maximale verbetering van de aerobe en anaerobe capaciteit te bereiken. De aanbevelingen van het ACSM voor ouderen kunnen als richtlijn gebruikt worden om de trainingsintensiteit te bepalen. Dit includeert dat de minimumduur van een trainingssessie 20 minuten effectieve training bedraagt. De trainingsbelasting moet geleidelijk hoger worden in de loop van het trainingsprogramma. Vermoeidheidsscores (5-6/10) of kortademigheidscores kunnen gebruikt worden om de trainingsintensiteit steeds aan te passen. Zie ook 'Intensiteit van de inspanningstraining'
Het bepalen van de optimale trainingsintensiteit is een controversieel onderwerp. Algemeen wordt aangenomen dat een minimale intensiteit vereist is om trainingseffecten te verkrijgen, maar er bestaat geen consensus over de manier waarop de gepaste intensiteit moet worden bepaald, vooral bij patiënten met verminderde inspanningscapaciteit. Gewoonlijk wordt het effect van een trainingsprogramma bepaald door het totale trainingsvolume (programmaduur x trainingstijd x trainingsfrequentie).
Recent heeft het American College of Sports Medicine (ACSM) aanbevelingen gepubliceerd over de noodzakelijke trainingshoeveelheid en -intensiteit om de gezondheidstoestand, eerder dan de fysieke fitheid, te verbeteren. Het ACSM heeft ook aparte richtlijnen gepubliceerd voor ouderen. In deze richtlijnen voor volwassenen wordt een matig-intensieve training van langere duur aanbevolen, op 50 tot 60 procent van de maximale belasting of een vermoeidheidsscore van 4 tot 5 op een Borgschaal van 0 tot 10.
Training met een hogere intensiteit resulteert in grotere effecten op functionele inspanningscapaciteit, maar is geassocieerd met een groter cardiovasculair risico,116,118 een lagere therapietrouw en een groter risico op een orthopedisch letsel
Frequentie van 3 tot 5 keer per week voor duurtraining en 2 tot 3 keer per week voor weerstandstraining. Als de specifieke behandeldoelen bereikt zijn: minstens 1 of 2 keer per week te trainen, op voorwaarde dat de trainingsintensiteit onveranderd blijft.(niveau 4)
Pursed lips breathing (PLB) (niveau 2 en 3). Bewijsvoering over PLB is beperkt. Advies is om toch bij specifieke inspanning, zoals traplopen het toe te passen.
Trage en diepe ademhaling (niveau 3). Traag en diep ademen kan overwogen worden bij patiënten met een snelle, oppervlakkige ademhaling. Excessieve ademarbeid moet hierbij echter vermeden worden
Actieve expiratie (niveau 3). De toepassing van actieve expiratie in combinatie met PLB kan overwogen worden bij patiënten met ernstig COPD (GOLD III-IV), zowel in rust als tijdens inspanning.
Diafragmaal ademen (niveau 3). Diafragmaal ademen lijkt geen plaats te hebben in de behandeling van patiënten met matig tot ernstig COPD.
Inspiratoire spiertraining (IST). In afwezigheid van definitief bewijs wordt aanbevolen om IST toe te voegen aan een respiratoir revalidatieprogramma bij een selectie van patiënten (GOLD II-IV) met uitgesproken inspiratoire spierzwakte, vermoeidheid én klachten van kortademigheid in het dagelijks leven.Bovendien wordt IST aanbevolen als op zichzelf staande behandeling bij gelijksoortige patiënten die vanwege hun comorbiditeit niet kunnen deelnemen aan een revalidatieprogramma. De minimale intensiteit van de training is 30 procent van de maximale inspiratoire monddruk.
Zie ook website 'gezondheid': Wat is inspiratoire spiertraining
Expiratoire spiertraining lijkt niets toe te voegen aan de effecten van inspiratoire spiertraining en wordt daarom niet aanbevolen.
COPD-patiënten rapporteren vaak ook andere ziekten Wie COPD heeft, ervaart ook vaker psychische klachten (14/05/2016)
Proefschrift: EHealth ter stimulatie van fysieke activiteit bij patiënten met chronisch obstructief longlijden (2017). Belangrijkste conclusies
COPD heeft een belangrijk negatief effect op de duur en hoeveelheid van fysieke activiteit, maar minder op de intensiteit van fysieke activiteit.
Vermoeidheid, (afwezigheid van) motivatie en weersomstandigheden hebben een grote invloed op het beweegpatroon van patiënten met COPD.
Het lijkt erop dat het niet de mate van fysieke restricties, maar eerder het vermogen om zich aan te passen aan deze restricties, voorspellers zijn voor het gebruik van ICT onder ouderen.
De ontwikkelde eHealth interventie, die als doel heeft om de FA te verhogen of te behouden bij patiënten met COPD na long revalidatie, heeft geen effect op de fysieke activiteit
Deze resultaten laten zien dat eHealth interventies niet altijd effectief zijn in een populatie van patiënten met COPD en dat verwachtingen bijgesteld moeten worden.